ECLI:NL:CRVB:2015:2429
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake loonsanctie en re-integratie-inspanningen in het kader van de WIA
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een besloten vennootschap tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot een loonsanctie wegens onvoldoende re-integratie-inspanningen van de werkgever. De werkneemster, in dienst van appellante, meldde zich ziek na een verkeersongeval en hervatte haar werkzaamheden geleidelijk. Het Uwv concludeerde dat de re-integratie-inspanningen van de werkgever onvoldoende waren, wat leidde tot een verlenging van de loondoorbetalingsverplichting en een loonsanctie van 52 weken. De rechtbank Rotterdam bevestigde deze beslissing, waarop de werkgever in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat de werkgever niet voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. De Raad verwijst naar de relevante wetgeving, waaronder de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), en concludeert dat de werkgever niet heeft voldaan aan de verplichtingen om de werkneemster in haar re-integratie te ondersteunen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de werkgever in het re-integratieproces en de noodzaak om adequaat te reageren op de re-integratiebehoeften van de werknemer.