ECLI:NL:CRVB:2015:3233
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en geschiktheid van functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die zich op 4 maart 2011 ziek had gemeld vanwege psychische klachten, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hem met ingang van 1 maart 2013 geen recht op een WIA-uitkering toekende, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak.
De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om meer beperkingen aan te nemen dan het Uwv had gedaan. De verzekeringsarts had het rapport van Kristal Centrum Psychiatrie en Verstandelijke Beperking in haar beoordeling betrokken en had op basis daarvan meer beperkingen opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank had terecht geoordeeld dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor de appellant, ondanks zijn beperkte lees- en schrijfvaardigheid.
De appellant voerde aan dat de rechtbank had miskend dat het onderzoek van Kristal multidisciplinair was en dat de arbeidshulpverlener had vastgesteld dat hij niet met werkdruk kon omgaan. De Raad oordeelde echter dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de informatie van de arbeidshulpverlener had meegewogen en dat er geen nieuwe bevindingen waren die de eerdere conclusies konden ondermijnen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.