ECLI:NL:CRVB:2016:1331
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.W. Akkerman
- A.I. van der Kris
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor arbeid in het kader van WIA-beoordeling
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die zich ziek had gemeld wegens schouderklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat appellant per 14 november 2013 niet meer recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellant werd geschikt geacht voor verschillende functies, waaronder magazijnmedewerker en medewerker tuinbouw. Na een nieuwe ziekmelding in februari 2014, heeft het Uwv vastgesteld dat appellant per 23 maart 2014 geen recht meer had op ziekengeld. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het onderzoek van het Uwv onzorgvuldig was en dat zijn medische beperkingen niet goed zijn ingeschat. Hij heeft verschillende medische stukken ingediend ter ondersteuning van zijn standpunt, waaronder verklaringen van zijn huisarts en neuroloog. De Raad voor de Rechtspraak heeft geoordeeld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen nieuwe informatie is die de eerdere conclusies van het Uwv in twijfel trekt. De Raad bevestigt dat appellant geschikt is voor ten minste één van de functies die hem zijn voorgehouden en dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat hij geen recht meer heeft op ziekengeld.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.