ECLI:NL:CRVB:2015:3014
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. de Mooij
- J. Brand
- R.P.T. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Toekenning van maatschappelijke opvang aan vreemdelingen en de positieve verplichtingen van het college
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een Tibetaanse vreemdeling die in 2008 Nederland is binnengekomen, had een aanvraag ingediend voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Deze aanvraag was door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam afgewezen, omdat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor toelating tot de maatschappelijke opvang. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat appellant ertoe bracht om in hoger beroep te gaan.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant in de periode van zijn aanvraag tot de beslissing op bezwaar geen feitelijke dakloosheid heeft aangetoond. Appellant verbleef bij vrienden en kennissen en had geen rechtmatig verblijf in Nederland. De Raad oordeelde dat het college niet de positieve verplichting had om appellant opvang te bieden op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde, omdat er geen noodzaak was voor toelating tot de maatschappelijke opvang.
De uitspraak benadrukt de scheiding van bevoegdheden tussen de Wmo en de Vreemdelingenwet en de voorwaarden waaronder vreemdelingen aanspraak kunnen maken op maatschappelijke opvang. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd werd en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.