ECLI:NL:CRVB:2015:2788
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering en terugvordering op basis van woonadres
In deze zaak gaat het om de herziening van de studiefinanciering van betrokkene, die aanvankelijk was toegekend op basis van de norm voor een uitwonende studerende. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft betrokkene per 1 januari 2012 als thuiswonend aangemerkt, wat leidde tot een terugvordering van te veel betaalde studiefinanciering. Betrokkene was ingeschreven op een adres in Amsterdam, maar de Minister stelde vast dat hij daar feitelijk niet woonde. Dit werd onderbouwd door een huisbezoek op 12 februari 2013, waaruit bleek dat betrokkene niet op het gba-adres woonde. Betrokkene heeft in beroep aangevoerd dat hij wel degelijk op het gba-adres woonde en heeft verklaringen van zijn broer en vrienden overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene gegrond verklaard voor de periode van januari tot en met mei 2012, maar de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak vernietigd. De Raad oordeelde dat de Minister terecht de herziening had doorgevoerd, omdat betrokkene niet het vereiste onomstotelijke bewijs had geleverd dat hij op het gba-adres woonde. De Raad concludeerde dat de oorspronkelijke verklaring van de broer van betrokkene geloofwaardig was en dat er geen reden was om niet van deze verklaring uit te gaan. De Raad heeft het beroep van betrokkene ongegrond verklaard en de beslissing van de Minister bevestigd.