ECLI:NL:CRVB:2014:4287
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering studiefinanciering op basis van GBA-adres en bewijsvoering
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van studiefinanciering op basis van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). De appellanten, drie studenten, hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag, die hun eerdere beroepen ongegrond verklaarde. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had op basis van een huisbezoek vastgesteld dat de appellanten niet op het adres woonden waaronder zij in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) stonden ingeschreven. Dit leidde tot herziening van hun studiefinanciering, waarbij zij als thuiswonende studenten werden aangemerkt, en tot terugvordering van te veel betaalde bedragen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de Minister terecht heeft gehandeld. De appellanten hebben niet het onomstotelijke bewijs geleverd dat zij gedurende de herzieningsperiode op hun GBA-adres hebben gewoond. De rechtbank had eerder al vastgesteld dat de Minister op basis van de rapportage van de controleurs tot de conclusie kon komen dat de appellanten niet op het GBA-adres woonden. De Raad bevestigt dat de bewijslast bij de appellanten ligt en dat zij niet hebben voldaan aan deze verplichting.
De uitspraak van de Raad benadrukt het belang van de juiste inschrijving in de GBA voor de toekenning van studiefinanciering en de gevolgen van het niet voldoen aan de voorwaarden van de Wsf 2000. De Raad bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank en verklaart de hoger beroepen ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien de bestreden besluiten in stand blijven.