Uitspraak
OVERWEGINGEN
.Appellant had redelijkerwijs kunnen weten dat hij ernstig rekening diende te houden met een dergelijke intrekking. Daarbij neemt de Raad in aanmerking de bevindingen van psychiater Kondakçi zoals vermeld in het rapport van 30 april 2011, onder meer inhoudende dat het gedrag waarmee appellant zich destijds heeft gepresenteerd volgens eigen zeggen van appellant opzettelijk blijkt. Uit de rechtspraak van de Raad, onder meer de uitspraak van 11 november 2005, (ECLI:NL:CRVB:2005:AU6128) en 11 april 2014, (ECLI: NL:CRvB:2014: 1325) volgt dat degene die een ziekte voorwendt kan weten, althans zou moeten weten, dat hij ten onrechte een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt en dus serieus rekening moet houden met intrekking van die uitkering. Dringende redenen als bedoeld in artikel 76, derde lid, van de Wet WIA om geheel of gedeeltelijk van intrekking af te zien, zijn niet gebleken.