ECLI:NL:CRVB:2015:1441
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verjaring van schadevergoeding bij tekortschietend handelen van de Minister van Defensie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de Minister van Defensie. De zaak betreft de vraag of de vordering tot schadevergoeding van een betrokkene, die als militair beroeps was aangesteld, was verjaard. De betrokkene had in 2006, na kennisname van een brief van de Staatssecretaris van Defensie, de Minister aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van een posttraumatisch stress syndroom (PTSS) dat hij had opgelopen tijdens een militaire vredesmissie in voormalig Joegoslavië. De Minister had de vordering afgewezen op grond van verjaring, maar de rechtbank oordeelde dat de vordering niet was verjaard. De Centrale Raad van Beroep bevestigde dit oordeel en stelde vast dat de korte verjaringstermijn pas was aangevangen na 30 maart 2006, waardoor de vordering op 12 december 2006 nog niet was verjaard. De Raad oordeelde dat de Minister ten onrechte had gesteld dat de vordering was verjaard en dat er een nader onderzoek naar de aansprakelijkheid moest worden ingesteld. Tevens werd de Minister veroordeeld in de proceskosten van de erven tot een bedrag van € 980,-.