ECLI:NL:CRVB:2015:1139
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- R. Kooper
- W. van den Brink
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van de Minister van Defensie voor posttraumatische stressstoornis na uitzending naar Srebrenica
In deze zaak heeft appellant, een voormalig soldaat, de Minister van Defensie aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van zijn posttraumatische stressstoornis (PTSS), die mogelijk verband houdt met zijn uitzending naar Srebrenica in de periode van december 1994 tot juni 1995. De minister had eerder gesteld dat de aansprakelijkstelling was verjaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de verjaringstermijn niet was verstreken. De Raad concludeerde dat de korte verjaringstermijn pas begon te lopen op het moment dat appellant voldoende zekerheid had over de oorzaak van zijn schade en de mogelijke aansprakelijkheid van de minister. Dit moment werd vastgesteld op 30 maart 2006, toen appellant kennisnam van een brief van de Staatssecretaris van Defensie waarin het nazorgbeleid werd toegelicht. De Raad oordeelde dat de minister ten onrechte had gesteld dat de vordering was verjaard, aangezien appellant zijn aansprakelijkstelling op 12 februari 2007 had ingediend, binnen de geldende termijn. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en de minister werd opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met betrekking tot de aansprakelijkheid. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van appellant en moest hij het griffierecht vergoeden.