ECLI:NL:CRVB:2014:4045
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onjuiste adressering van besluit leidt tot niet-ontvankelijkheid bezwaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag. De appellant, die in het Verenigd Koninkrijk woont, had op 26 september 2013 een aanvraag voor studiefinanciering ingediend bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De aanvraag werd afgewezen bij besluit van 12 oktober 2013, dat echter niet op de juiste wijze was bekendgemaakt aan de gemachtigde van de appellant, zijn vader. De Minister had het besluit weliswaar naar het juiste adres gestuurd, maar niet aan de gemachtigde, wat volgens de Raad in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht. Hierdoor was de bezwaartermijn pas begonnen toen de gemachtigde daadwerkelijk kennisnam van het besluit, wat pas gebeurde nadat de appellant het besluit vanuit Engeland had doorgestuurd.
De Raad oordeelde dat de voorzieningenrechter ten onrechte het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk had verklaard. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en het bestreden besluit van de Minister, en droeg de Minister op om opnieuw op het bezwaar van de appellant te beslissen. Tevens werd de Minister veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die in totaal € 1.948,- bedroegen, en moest de Minister het griffierecht van € 167,- vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van correcte adressering en bekendmaking van besluiten aan gemachtigden in bestuursrechtelijke procedures.