ECLI:NL:CRVB:2014:2263
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- J.J.A. Kooijman
- W.E. Doolaard
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om functieonderhoud in het kader van de Politiewet 2012
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, werkzaam als professional thematische recherche (PTR) bij de politie, had een verzoek om functieonderhoud ingediend. Dit verzoek werd afgewezen door de korpschef, die van mening was dat de feitelijke werkzaamheden van de appellant niet wezenlijk afweken van de functiebeschrijving van PTR. De appellant stelde dat zijn werkzaamheden, die hij verrichtte sinds 9 november 2006, in feite overeenkwamen met die van hogere functies binnen de politie, maar de Raad oordeelde dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat zijn werkzaamheden wezenlijk afweken van de voor hem geldende functie.
De Raad constateerde dat de rechtbank in haar uitspraak ten onrechte de korpsbeheerder als partij had aangemerkt in plaats van de korpschef, maar herstelde dit gebrek. De Raad benadrukte dat het in het kader van functieonderhoud aan de appellant was om aannemelijk te maken dat zijn werkzaamheden wezenlijk afweken van de functiebeschrijving. De Raad concludeerde dat de appellant niet had aangetoond dat zijn werkzaamheden substantieel anders waren dan die van de PTR-functie, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke functiebeschrijvingen en de verantwoordelijkheden van ambtenaren om hun verzoeken om functieonderhoud goed te onderbouwen. De Raad wees ook op de noodzaak voor de appellant om concrete voorbeelden te geven van werkzaamheden die wezenlijk afwijken van de functiebeschrijving, wat hij niet had gedaan. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter.