ECLI:NL:CRVB:2017:4161
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om functieonderhoud door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar verzoek om functieonderhoud door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Appellante is sinds 1 juni 2007 werkzaam bij de gemeente Amsterdam en vervult sinds 1 januari 2014 een specifieke functie binnen een afdeling van de gemeentelijke organisatie. In mei 2016 heeft appellante verzocht om een functietypering en -waardering, omdat zij extra taken had uitgevoerd die zij als structureel onderdeel van haar functie beschouwde. Het college heeft dit verzoek afgewezen, met de motivatie dat de extra werkzaamheden niet als structureel konden worden beschouwd en dat deze van begin af aan bedoeld waren als tijdelijke, extra werkzaamheden.
De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, waarop appellante in hoger beroep is gegaan. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de rechtbank ten onrechte een terughoudende toetsing heeft toegepast bij de functiewaardering. De Raad benadrukt dat het aan de ambtenaar is om aannemelijk te maken dat de feitelijk opgedragen werkzaamheden gedurende langere tijd wezenlijk afwijken van de functiebeschrijving.
De Raad concludeert dat er geen geschil is over welke werkzaamheden onderdeel zijn van de functie van appellante en welke extra werkzaamheden zij heeft verricht. Het geschil betreft de vraag of deze extra werkzaamheden als structureel moeten worden beschouwd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het college geen aanleiding had om het verzoek om functieonderhoud te honoreren. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan op 30 november 2017.