ECLI:NL:RBMNE:2021:179

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 januari 2021
Publicatiedatum
22 januari 2021
Zaaknummer
UTR 19 /3145
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verzoek om functiewaardering en functieonderhoud door bestuursorgaan

In deze zaak heeft eiseres, werkzaam bij een overheidsinstantie, beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar verzoek om herwaardering van haar functie als medewerker [functie 1]. Eiseres is sinds 30 juni 2014 in dienst en heeft in mei 2017 verzocht om haar functie te herwaarderen van schaal 6 naar schaal 7, omdat zij vindt dat haar werkzaamheden zich naar een hoger niveau hebben ontwikkeld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 6 oktober 2020, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De verweerder, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en andere functionarissen, heeft het verzoek van eiseres afgewezen op basis van een advies van een consultant, dat concludeerde dat de functie van eiseres in schaal 6 kon worden ingedeeld. De rechtbank heeft overwogen dat de waardering van functies een zelfstandig besluit is en dat de rechterlijke toetsing terughoudend dient te zijn. Eiseres heeft aangevoerd dat haar werkzaamheden wezenlijk afwijken van de functiebeschrijving, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder zich op redelijke gronden heeft kunnen baseren op het advies en dat de waardering van de functie in schaal 6 niet onhoudbaar is. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman op 14 januari 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3145

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 januari 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. M.M. van Breet),
en
[verweerder] , verweerder
(gemachtigde: mr. M.A.M. Niesink).

Inleiding

1. Eiseres heeft een vaste aanstelling bij de [werkgever] . Sinds 30 juni 2014 voert zij voor twee dagen van haar aanstelling werkzaamheden uit als medewerker [functie 1] . Deze functie is in mei 2016 formeel vastgesteld en gewaardeerd op schaalniveau 6 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren (BBRA). De functiefamilie Uitvoering, Functiegroep Medewerker Verwerken en Behandelen (S3-8) van het Functiegebouw Rijk (FGR) is van toepassing.
1.1.
Naar aanleiding van een sollicitatie is eiseres per 5 september 2016 voor 16 uur per week, formeel geplaatst in deze functie.
1.2.
In mei 2017 heeft eiseres verzocht om de functie te herwaarderen omdat zij vindt dat de functie zich naar het niveau van schaal 7 heeft ontwikkeld.
1.3.
Op 2 januari 2019 heeft [A] , consultant-expert FUWASYS/FGR (consultant) het ‘Waarderingsadvies opgedragen takenpakket [functie 1] mevrouw [eiseres] ’ (advies) uitgebracht. Op basis hiervan heeft verweerder op 24 januari 2019 het verzoek van eiseres afgewezen (primair besluit). Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.4.
Verweerder heeft op 11 juli 2019 (bestreden besluit), overeenkomstig het advies van de adviescommissie van de [werkgever] , het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Tegen dit besluit richt zich dit beroep.
1.5.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op de zitting van 6 oktober 2020 via een Skypeverbinding. Eiseres was op de zitting aanwezig met haar gemachtigde. Namens verweerder waren de gemachtigde, [B] , bestuurder van de [werkgever] en [C] , P&O adviseur (P&O adviseur), aanwezig.
1.7.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst en partijen in de gelegenheid gesteld om te onderzoeken of een minnelijke oplossing van het geschil kan worden bereikt. Het overleg tussen partijen heeft niet tot zo’n oplossing geleid.
1.8.
Nadat partijen toestemming hebben geven om zonder nadere zitting uitspraak te doen heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen en oordeel van de rechtbank

2. Eiseres heeft in haar verzoek om de functie te herwaarderen aangegeven dat zij vindt dat de functie van medewerker [functie 1] zich heeft ontwikkeld naar een schaal 7 functie vanwege de voorbereiding van het concept-jaarverslag, waarneming van de [functie 2] bij vakantie/verlof en wellicht juridische voorbereiding van stukken.
3. Verweerder heeft het verzoek van eiseres afgewezen onder verwijzing naar het advies van 2 januari 2019. Bij de totstandkoming van dit advies heeft de consultant bronmateriaal bestudeerd, een functie-interview met eiseres afgenomen, de input van eiseres getoetst bij de functioneel leidinggevende en input van de P&O adviseur en de (toenmalig) president [D] , verwerkt. Vervolgens is deze input gewaardeerd, waarna de consultant heeft geconcludeerd dat op basis van het opgedragen takenpakket de zwaarte van de functie van eiseres wordt ingedeeld in schaal 6.
4. Voor zover het verzoek van eiseres een verzoek om functiewaardering betreft overweegt de rechtbank als volgt.
5. Een besluit over functiewaardering is een zelfstandig besluit, te onderscheiden van functiebeschrijving en functieonderhoud. Bij de waardering geldt als uitgangspunt niet de feitelijk verrichte werkzaamheden maar de werkzaamheden zoals die blijken uit de vastgestelde functiebeschrijving. [1] De rechterlijke toetsing bij functiewaardering is terughoudend. De rechter moet beoordelen of de waardering op voldoende gronden berust. Dit betekent dat de bestreden waardering niet in stand kan blijven als deze onhoudbaar is. Daarvoor is ontoereikend dat een andere waardering op zichzelf verdedigbaar is. Het bestuursorgaan heeft bij het waarderen van functies een ruime mate van vrijheid. Dit neemt niet weg dat het bestuursorgaan de waardering moet motiveren. Het moet concreet ingaan op argumenten waarmee de ambtenaar de waardering bestrijdt en zo nodig de oorspronkelijk gegeven motivering aanvullen of wijzigen. [2]
6. Eiseres heeft aangevoerd dat de werkzaamheden zoals die blijken uit de vastgestelde functiebeschrijving [3] gewaardeerd zouden moeten worden in (ten minste) schaal 7 omdat zij niet alleen administratieve werkzaamheden deed maar zich eveneens bezighield met de inhoudelijke afhandeling van niet‑ontvankelijke klachten.
7. Verweerder heeft in dit verband toegelicht dat in de functiebeschrijving van Medewerker Verwerken en Behandelen schaal 7, onder het kopje ‘Resultaten’, ‘het beoordelen van gegevens op rechtmatigheid’ als resultaat staat genoemd, wat niet voorkomt en afwijkend is ten opzichte van schaal 6. Eiseres verzamelde wel gegevens maar de inhoudelijke toets daarvan heeft niet plaatsgevonden. Naar de opvatting van verweerder behoort het afhandelen van de klachten die niet-ontvankelijk zijn, tot de administratieve afhandeling en daarmee tot de taakomschrijving van de schaal 6 functie, omdat daarbij gebruik wordt gemaakt van standaard bouwstenen. Daarbij lag de verantwoordelijkheid van de beoordeling van eindproducten, zoals weergegeven onder ‘Speelruimte / Kaders’ in de functiebeschrijving van Medewerker Verwerken en Behandelen schaal 7, niet bij eiseres.
8. Gezien de beschrijving van de resultaatgebieden van de functie van medewerker [functie 1] is er naar het oordeel van de rechtbank, gelet op deze motivering van verweerder, geen grond voor het oordeel dat de waardering van de functie van medewerker [functie 1] in schaal 6 onhoudbaar is. Over de werkzaamheden die eiseres verricht rond het afhandelen van klachten die niet‑ontvankelijk zijn heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze zijn aan te merken als behorend bij de functie van eiseres omdat het daarbij gaat om klachten die worden afgehandeld met behulp van standaard tekstblokken. Verder blijkt uit het advies dat alle klachten met de [functie 3] werden besproken en dat eiseres haar werkzaamheden deed in samenspraak met en onder verantwoordelijkheid van de [functie 3] . Hieruit volgt dat de verantwoordelijkheid van de beoordeling van eindproducten niet bij eiseres was belegd maar bij haar functioneel leidinggevende. De beroepsgrond van eiseres slaagt niet.
9. Voor zover het verzoek van eiseres een verzoek om functieonderhoud betreft overweegt de rechtbank dat het bij een dergelijk verzoek gaat om de beantwoording van de vraag of de feitelijk opgedragen werkzaamheden gedurende langere tijd wezenlijk afwijken van de functiebeschrijving. Het is aan de ambtenaar om dat aannemelijk te maken. Nu het hier een vaststelling van feiten betreft, is een slechts terughoudende toetsing door de rechter niet op zijn plaats. [4]
10. Eiseres heeft aangevoerd dat, omdat verweerder haar verzoek van mei 2017 pas zo laat heeft behandeld en zij per september 2018 niet meer bij het [afdeling] werkt, het voor haar vrijwel onmogelijk is om nu aan te tonen dat haar takenpakket in de betreffende periode veel omvangrijker was dan het in de functieomschrijving beschreven takenpakket. Verweerder weet exact hoe vaak haar leidinggevende ziek was en welke werkzaamheden in die periode moesten worden opgepakt. Ten onrechte wordt de bal nu bij haar gelegd.
11. Deze beroepsgrond slaagt niet. In het kader van een aanvraag om functieonderhoud ligt het immers niet op de weg van het bevoegde bestuursorgaan maar op die van de aanvrager om aan de hand van concrete voorbeelden de feiten te benoemen, en vervolgens aannemelijk te maken, op grond waarvan de conclusie kan worden getrokken dat diens werkzaamheden wezenlijk afwijken van de voor hem geldende functie.
12. Eiseres heeft aangevoerd dat de door haar feitelijk verrichte werkzaamheden op een hoger schaalniveau liggen dan in de functiebeschrijving staat. Zij verving haar functioneel leidinggevende regelmatig bij afwezigheid/ziekte en dan deed zij de klachtbesprekingen met de president, ook van de zwaardere klachten, schreef conceptbeslissingen en in die periodes pakte zij ad hoc en op verzoek van de president de lopende werkzaamheden op.
13. Over de werkzaamheden die eiseres tijdens afwezigheid van haar leidinggevende heeft verricht heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat, voor zover deze werkzaamheden zouden zijn aan te merken als schaalniveau overstijgend, eiseres er niet in geslaagd om het structurele karakter daarvan aannemelijk te maken. Nog daargelaten of de werkzaamheden die eiseres tijdens ziekte van haar leidinggevende verrichtte haar waren opgedragen, zijn deze werkzaamheden bedoeld als tijdelijke, extra werkzaamheden en kunnen niet worden beschouwd als structureel onderdeel van de functie van eiseres. Nergens blijkt uit dat het de bedoeling is geweest om deze taken blijvend aan eiseres toe te delen. In het feit dat eiseres twee nieuwe functionarissen heeft ingewerkt, nog los van de vraag wat dit inwerken precies inhield, en dat zij het jaarverslag heeft opgesteld, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien voor een ander oordeel. Uit het advies blijkt bovendien dat de leidinggevende van eiseres heeft verklaard dat het jaarverslag een bestaand format is waarin de cijfers jaarlijks worden ingevuld, het soort klachten wordt opgesomd en verbetervoorstellen kunnen worden gedaan. Verweerder heeft zich, onder verwijzing, naar het advies dan ook op het standpunt mogen stellen dat het zwaartepunt van de werkzaamheden van eiseres lag op het niveau van schaal 6.
14. Eiseres heeft verder aangevoerd dat het advies onzorgvuldig tot stand is gekomen en onvolledig is omdat tijdens de hoorzitting duidelijk werd dat zij wel klachtbesprekingen voerde met de president terwijl deze informatie niet is meegenomen bij het onderzoek. Daarbij is het onderzoek volgens eiseres onzorgvuldig geweest omdat de voormalig president niet is gehoord. Verder betwijfelt eiseres of haar functioneel leidinggevende wel heeft gereageerd op het conceptadvies.
15. Deze beroepsgrond slaagt niet. Zoals hiervoor al is overwogen heeft verweerder de werkzaamheden die eiseres tijdens ziekte van haar leidinggevende deed, kunnen aanmerken als werkzaamheden van tijdelijke aard en niet structureel behorend bij haar functie. Dus ook als wordt aangenomen dat eiseres bij ziekte van haar leidinggevende met de president klachtbesprekingen deed had dit niet geleid tot een ander besluit. Verweerder heeft in de verklaringen tijdens de hoorzitting geen aanleiding hoeven zien om een nader advies te vragen. Het horen van de voormalig president kan om dezelfde reden niet afdoen aan verweerders besluit. Verder blijkt uit bijlage twee bij het verweerschrift dat het conceptadvies, anders dan eiseres veronderstelt, aan haar functioneel leidinggevende is aangeboden en dat de consultant haar reactie heeft meegenomen in de definitieve versie van het advies.
16. Eiseres heeft tot slot aangevoerd dat na haar vertrek twee (inhoudelijke) [functie 3] zijn aangesteld en dat uit het benoemingsbesluit van mevrouw [E] niet volgt dat zij alleen ondersteunende werkzaamheden verricht. Voor zover eiseres zich hiermee op het standpunt heeft willen stellen dat uit het feit dat er twee inhoudelijke [functie 3] zijn moet worden afgeleid dat zij haar werkzaamheden eveneens deed op een hoger niveau dan schaal 6, onderschrijft de rechtbank dit niet. Uit het benoemingsbesluit van [F] blijkt dat zij de functie van [functie 3] tijdelijk zal vervullen en in het benoemingsbesluit van [E] staat dat zij tijdelijk ondersteuning gaat bieden bij de [afdeling] . Hieruit volgt al dat het om twee verschillende functies gaat. Dat beide medewerkers op intranet staan vermeld als [functie 3] doet hieraan niet af. Ter zitting heeft verweerder in dit verband nog toegelicht dat de functie die mevrouw [E] vervult (nog steeds) een schaal 6 functie is. Zij heeft het [afdeling] evenwel ondersteund vanuit haar oorspronkelijke functie, waar toen te weinig werk was, met behoud van de bij die functie behorende rechtspositie. [5] De beroepsgrond slaagt niet.
17. Ook wat verder is aangevoerd leidt de rechtbank niet tot het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. N.R. Hoogenberk, griffier. De beslissing is uitgesproken op 14 januari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 13 juli 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2405.
2.Uitspraak van de CRvB van 29 november 2018 (onder 4.1), ECLI:NL:CRVB:2018:3831.
3.Dit is de ‘Beschrijving resultaatgebieden medewerker [functie 1] ’ van 12 mei 2016.
4.Uitspraak van de CRvB van 30 november 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:4161. Zie voor de verdeling van de bewijslast ook de uitspraak van 3 juli 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2263.
5.In het benoemingsbesluit van 16 januari 2019 staat dat zij de functie met behoud van haar rechtpositie zal gaan vervullen.