ECLI:NL:CRVB:2014:1961
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand en beoordeling van bijstandbehoevende omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant, die tot 13 oktober 2009 bijstand ontving, heeft op 10 juli 2013 een nieuwe aanvraag ingediend. Het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Veluwerand heeft deze aanvraag op 9 september 2013 afgewezen, omdat appellant niet kon aantonen hoe hij in zijn levensonderhoud had voorzien sinds het beëindigen van zijn bijstandsuitkering. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het dagelijks bestuur heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland heeft in een eerdere uitspraak op 11 februari 2014 het verzoek van appellant om een voorlopige voorziening toegewezen, maar heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij niet in strijd met de waarheid heeft verklaard en dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is. De Raad heeft vastgesteld dat er geen concrete gegevens zijn die erop wijzen dat appellant in de beoordelingsperiode beschikte over verzwegen middelen.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat het dagelijks bestuur niet aannemelijk heeft gemaakt dat appellant in de beoordelingsperiode niet in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard. De Raad heeft bepaald dat appellant met ingang van 10 juli 2013 recht heeft op bijstand naar de norm voor een alleenstaande, vermeerderd met de gemeentelijke toeslag. Tevens is het dagelijks bestuur veroordeeld in de kosten van appellant.