In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Geertruidenberg. Appellant had eerder bijstand ontvangen in de gemeente Breda, maar zijn aanvraag in Geertruidenberg werd buiten behandeling gesteld omdat hij niet alle gevraagde gegevens had ingeleverd. De Raad oordeelde dat het college niet aannemelijk had gemaakt dat er een concrete aanleiding was voor verdergaand onderzoek naar de financiële omstandigheden van appellant over de periode voorafgaand aan zijn bijstandsaanvraag. Appellant had verklaard dat hij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde en had alle benodigde gegevens verstrekt. De Raad concludeerde dat de aanvraag van 10 mei 2019 ten onrechte buiten behandeling was gesteld en dat appellant recht had op bijstand over de periode van 10 mei 2019 tot 7 november 2019. De Raad vernietigde de eerdere besluiten van het college en kende appellant de bijstand toe, waarbij het college ook werd veroordeeld in de proceskosten van appellant.