Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
29 november 2011;
besluit;
- stelt het door de minister aan appellant verschuldigde bedrag aan dwangsommen vast op in
totaal € 2.520,-;
vergoedt;
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De appellant, werkzaam bij de Koninklijke Luchtmacht als eerste luitenant, had gesolliciteerd naar de functies van CHIEF SMC en STOFFR COMPUSEC, waarvoor de rang van kapitein/ritmeester vereist was. De minister van Defensie had de appellant afgewezen voor beide functies, met als argument dat hij niet beschikbaar was voor het functietoewijzingsproces. De appellant maakte bezwaar tegen deze afwijzingen, maar zijn bezwaren werden ongegrond verklaard. De Raad oordeelde dat de minister discretionaire bevoegdheid heeft bij functietoewijzing en dat het beginsel van horizontale mobiliteit rechtvaardigt dat de minister de voorkeur geeft aan kandidaten die de vereiste rang al bekleden. De Raad concludeerde dat de afwijzing van de appellant voor de functie van CHIEF SMC terecht was.
Daarnaast was er een geschil over de dwangsom die de minister verschuldigd was wegens het niet tijdig nemen van besluiten op de bezwaren van de appellant. De rechtbank had geoordeeld dat er slechts één dwangsom verschuldigd was, maar de Raad oordeelde dat de minister in feite twee besluiten had genomen en dus ook twee dwangsommen verschuldigd was. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking had op de dwangsom en stelde het totaal verschuldigde bedrag vast op € 2.520,-. De minister werd ook veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de appellant, die in totaal € 1.948,- bedroegen.