ECLI:NL:CRVB:2020:1770

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 augustus 2020
Publicatiedatum
6 augustus 2020
Zaaknummer
19/3234 MAW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake functietoewijzing binnen de Koninklijke Marechaussee

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 augustus 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die werkzaam is als [functie 1] binnen de Brigade [naam Brigade] van de Koninklijke Marechaussee. Appellant had zijn belangstelling kenbaar gemaakt voor de functie van [functie 2] bij de afdeling [afdeling] van dezelfde brigade. Echter, hij werd niet uitgenodigd voor een selectiegesprek en kreeg op 13 april 2018 te horen dat de Commandant de functie niet aan hem had toegewezen. Dit besluit werd later door de rechtbank Den Haag ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep ging.

De Raad oordeelde dat appellant niet voldeed aan de functie-eisen zoals gesteld in het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR). De Raad bevestigde dat het hanteren van functie-eisen in het belang van de organisatie niet onredelijk is en dat er geen sprake was van leeftijdsdiscriminatie. De Raad benadrukte dat de beslissing tot functietoewijzing berust op een discretionaire bevoegdheid en dat de toetsing door de bestuursrechter terughoudend is. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak werd gedaan door rechter C.H. Bangma, met M. Stumpel als griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

19 3234 MAW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 6 augustus 2020
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 14 juni 2019, 18/6615 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Staatssecretaris van Defensie (staatssecretaris)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. J.A. Koolmees hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2020. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. C.E. Vianeke. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. A. Verkroost.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, [rang] , is werkzaam als [functie 1] binnen de Brigade [naam Brigade] van de Koninklijke Marechaussee.
1.2.
Op 16 februari 2018 heeft appellant zijn belangstelling kenbaar gemaakt voor de functie van [functie 2] bij afdeling [afdeling] bij de Brigade [naam Brigade] .
1.3.
Zonder uitgenodigd te zijn voor een gesprek is appellant bij e-mailbericht van 13 april 2018 meegedeeld dat de Commandant de door appellant geambieerde functie niet aan hem heeft toegewezen. Het hiertegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 21 augustus 2018 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Overwogen is dat appellant niet is uitgenodigd voor een selectiegesprek omdat hij niet voldeed aan de functie-eis van [functie 3] .
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich op hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Artikel 19, eerste lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) bepaalt dat, om voor een functie in aanmerking te komen, de militair voldoet aan de gestelde eisen over de opbouw van kennis, ervaring en vaardigheden. Op grond van artikel 19, tweede lid, van het AMAR worden tot de in het eerste lid bedoelde eisen in ieder geval gerekend:
a. de voor de functievervulling en het functieniveau vereiste bekwaamheden en vooropleidingen;
b. de voor de functievervulling en het functieniveau vereiste ervaring;
c. de eventuele voor de functievervulling en voor bepaalde functiegroepen vereiste competenties;
d. de eventuele functionele eisen ten aanzien van de lichamelijke geoefendheid.
4.2.
Op grond van artikel 20, eerste lid, van het AMAR wordt bij het nemen van een beslissing tot functietoewijzing in ieder geval rekening gehouden met de volgende factoren:
a. de noodzaak van een voortdurende taakvervulling door de krijgsmacht en in samenhang daarmee van een zo goed en tijdig mogelijke bezetting van alle functies;
b. de door de militair kenbaar gemaakte voorkeur; met inachtneming van artikel 28a;
c. de beschikbaarheid van de militair;
d. de uit een oogpunt van opbouw van kennis en ervaring wenselijke spreiding van de loopbaan van de militair over verschillende functies;
e. de bekwaamheid en de geschiktheid van de militair voor de functie.
4.3.
Het al dan niet toewijzen van een functie, met inbegrip van de te hanteren functie-eisen, berust op een discretionaire bevoegdheid. Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 29 oktober 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3769) brengt dit met zich dat de toetsing door de bestuursrechter van de gebruikmaking van die bevoegdheid terughoudend is. Zij is in beginsel beperkt tot de beantwoording van de vraag of het bestuursorgaan bij afweging van alle betrokken belangen niet in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
4.4.
De door appellant geambieerde functie betreft een functie binnen het functiegebied van [functie 3] . Appellant vervult niet de functie van [functie 3] . In de vacature van de geambieerde functie is benoemd wie voor benoeming in aanmerking komen. Als eerste zijn genoemd de militairen die in de rang van [rang] binnen het functiegebied [functie 3] zijn geplaatst. Indien hieruit geen geschikte kandidaat naar voren komt zullen in tweede instantie in beschouwing worden genomen de militairen in de rang van [rang] die geen deel uitmaken van het functiegebied [functie 3] , maar die beschikken over een ruime ervaring als [rang] en die voor de datum Functioneel Leeftijd Ontslag (FLO) nog maximaal één of twee functies als [functie 3] kunnen vervullen.
4.5.
Appellant heeft betoogd dat hij ten onrechte niet is uitgenodigd voor een selectiegesprek terwijl hij wel aan alle gevraagde competenties voldoet. Dit betoog slaagt niet. Vaststaat dat appellant niet de functie van [functie 3] vervult. Daarmee voldoet hij niet aan de gestelde functie-eis. Blijkens de gedingstukken, zoals ter zitting nog is toegelicht, gaat de KMAR in het kader van de functietoewijzing vanuit het oogpunt van organisatiebelang zeer terughoudend om met de aanmaak van nieuwe stafadjudanten, waarbij de achterliggende gedachte is het toewerken naar een evenwichtig personeelsbestand bestaande uit de juiste kwalitatieve en kwantitatieve verhoudingen. Om overtolligheid van stafadjudanten te voorkomen is in de vacaturetekst opgenomen dat in de eerste plaats alleen geschikte stafadjudanten in aanmerking komen voor benoeming. Naar de Raad eerder heeft geoordeeld in een vergelijkbare procedure (uitspraak van 5 juni 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1917) kan het hanteren van een functie-eis in het belang van de organisatie niet onredelijk worden geacht en is het daarmee passend binnen het wettelijke kader van artikel 20 van het AMAR. In wat appellant heeft aangevoerd ziet de Raad evenals de rechtbank geen aanleiding hierover anders te oordelen.
4.6.
Verder heeft appellant betoogd dat met het in beschouwing nemen van adjudanten die nog maximaal één of twee functies voor datum FLO kunnen vervullen er sprake is van leeftijdsdiscriminatie. Dit betoog wordt niet gevolgd. Appellant is niet uitgenodigd voor een selectiegesprek omdat hij niet de functie van [functie 3] vervult. Het organisatiebelang heeft daarbij voorop gestaan. De leeftijd van appellant heeft hierin geen rol gespeeld. Wat appellant heeft aangevoerd met betrekking tot het functietoewijzingsproces, de procedureregels en deelname van de wapenadjudant aan de adviescommissie kan gelet op het voorgaande buiten beschouwing worden gelaten.
4.7.
Uit 4.3 tot en met 4.6 volgt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van M. Stumpel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2020.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) M. Stumpel