ECLI:NL:CRVB:2014:1254
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van gezinsbijstand wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van gezinsbijstand die aan appellant en zijn toenmalige partner is verleend. Appellant ontving samen met zijn partner vanaf 14 januari 2003 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). In 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Sluis de eerder verleende bijstand herzien en teruggevorderd over een periode waarin appellant en zijn partner niet volledig hebben ingelicht over hun inkomsten uit werkzaamheden. Dit leidde tot een onderzoek door de sociale recherche, dat resulteerde in de intrekking van de bijstand vanaf 15 april 2010 en een terugvordering van € 21.874,90 over de periode van 14 januari 2003 tot en met 31 juli 2010.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad oordeelt dat appellant de inlichtingenverplichting heeft geschonden, omdat hij en zijn partner gedurende de relevante periode inkomsten uit werkzaamheden hebben ontvangen die niet zijn gemeld. De Raad wijst erop dat beide partners als eenheid worden gezien in het kader van gezinsbijstand, wat betekent dat appellant zich niet kan beroepen op onbekendheid met de financiële situatie van zijn partner.
De Raad bevestigt dat het college bevoegd was om de bijstand te herzien en in te trekken, en dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De omstandigheden van appellant, waaronder zijn chronische ziekte en geringe financiële draagkracht, bieden geen grond voor een uitzondering op de Beleidsregels van het college. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank.