Uitspraak
18.1090 WIA
OVERWEGINGEN
1 juni 2017. Voorts is de vraag aan de orde of de functies geschikt zijn voor appellante, zowel in medische zin als in verband met haar slechte beheersing van de Nederlandse taal.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die haar beroep tegen het bestreden besluit van het Uwv niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank dit ten onrechte heeft gedaan, omdat appellante het bestreden besluit 1 nooit heeft ontvangen. Het Uwv heeft erkend dat er geen verzendadministratie van het besluit aanwezig is, wat betekent dat de beroepstermijn niet is aangevangen. De Raad komt tot de conclusie dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellante met ingang van 25 juli 2016 geen recht heeft op een WIA-uitkering. De Raad bevestigt dat de terugvordering van de onverschuldigd betaalde voorschotten terecht is gebeurd, omdat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De uitspraak van de rechtbank wordt gedeeltelijk vernietigd, maar het beroep tegen het bestreden besluit 1 wordt ongegrond verklaard. De Raad veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante.