In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 april 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die een Wajong-uitkering ontvangt. Het hoger beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht van 7 juli 2011. De Raad heeft vastgesteld dat het besluit van 15 januari 2014 een nieuwe beslissing op bezwaar vormt, maar dat dit besluit niet volledig tegemoetkomt aan de bezwaren van appellante. De Raad heeft het besluit van 14 oktober 2010 vernietigd, omdat het gebrek in dat besluit met het nieuwe besluit is hersteld. Appellante heeft gesteld dat zij niet in staat is om 24 uur per week te werken vanwege haar hoofdpijnklachten, die zijn vastgesteld door psychiater dr. H.N. Sno. De Raad heeft de medische rapportages en de argumenten van het Uwv in overweging genomen en geconcludeerd dat appellante recht heeft op een Wajong-uitkering van 80 tot 100% met terugwerkende kracht tot 31 augustus 2008. De Raad heeft ook de verzoeken van appellante om schadevergoeding en proceskostenvergoeding beoordeeld. Het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn is afgewezen, omdat de procedure minder dan vier jaar heeft geduurd. De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en de kosten voor medische informatie, in totaal € 3.606,93, en heeft bepaald dat het Uwv het griffierecht van € 153,- aan appellante moet vergoeden.