ECLI:NL:CRVB:2013:BZ9632
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) wegens gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen. De appellante, [A. te B.], had een aanvraag om bijstand ingediend, maar deze werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Stadskanaal. De reden voor de afwijzing was dat appellante gedurende de te beoordelen periode een gezamenlijke huishouding voerde met [B.], wiens inkomen hoger was dan de bijstandsnorm voor gehuwden. Dit is in overeenstemming met artikel 19, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB), dat stelt dat personen die een gezamenlijke huishouding voeren geen recht hebben op bijstand als het gezamenlijke inkomen boven de norm ligt.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante en [B.] een gezamenlijke huishouding voerden en dat het inkomen van [B.] hoger was dan de voor hen geldende bijstandsnorm. Appellante voerde aan dat er sprake was van onverenigbare wetgeving, omdat zij als gehuwde werd aangemerkt voor de WWB, terwijl [B.] voor de berekening van kinderalimentatie als alleenstaande werd gezien. De Raad oordeelde echter dat deze argumenten niet opgingen in het kader van de WWB en dat er geen zeer dringende redenen waren om af te wijken van de regels die voor hen golden.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, die het beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag ongegrond had verklaard. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 mei 2013.