ECLI:NL:RBOBR:2013:2961
Rechtbank Oost-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake bijstandsuitkering op basis van gewijzigde omstandigheden
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 18 juli 2013 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een bijstandsuitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) had aangevraagd. Verzoeker had eerder een uitkering ontvangen, maar deze was beëindigd omdat hij zijn verblijfadres niet tijdig had gewijzigd. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een nieuwe uitkering, waarbij hij stelde dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden die hem recht gaven op bijstand.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet heeft aangetoond dat er sinds de beëindiging van zijn uitkering op 23 februari 2013 sprake is van gewijzigde omstandigheden. Verzoeker verbleef nog steeds op hetzelfde adres en de taak- en zorgverdeling met zijn vriend was niet veranderd. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker niet voldeed aan de voorwaarden voor bijstandsverlening, omdat hij een gezamenlijke huishouding voerde met zijn vriend, die in staat werd geacht om in hun gezamenlijke bestaan te voorzien.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter het beroep van verzoeker op artikel 16 van de WWB verworpen, omdat verzoeker niet tot de kring van rechthebbenden behoorde en de redenen voor afwijzing niet onder deze uitzonderingsbepaling vielen. De voorzieningenrechter concludeerde dat het besluit van 24 april 2013, zij het met een gewijzigde motivering, in bezwaar stand kon houden. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenvergoeding of griffierecht toegewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 18 juli 2013.