ECLI:NL:CRVB:2021:1383
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand na huwelijk en de gevolgen voor het recht op bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellante ontving sinds 4 februari 2002 bijstand naar de norm voor een alleenstaande op basis van de Participatiewet (PW). Echter, na het huwelijk van appellante op 11 juli 2018, heeft het college van burgemeester en wethouders van Helmond de bijstand per 28 januari 2019 ingetrokken, omdat appellante geen zelfstandig subject van bijstand meer was. De appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het college onzorgvuldig heeft gehandeld door haar niet te informeren over de intrekking van de bijstand en dat zij recht had op bijstand naar de norm voor een alleenstaande, gezien de financiële situatie van haar echtgenoot. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante in de te beoordelen periode gehuwd was en daarom geen recht had op bijstand naar de norm voor een alleenstaande. De Raad heeft vastgesteld dat appellante op de hoogte was van de gevolgen van haar huwelijk voor haar recht op bijstand en dat het college haar tijdig had geïnformeerd over de noodzaak om een aanvraag voor bijstand naar de norm voor gehuwden in te dienen. De beroepsgronden van appellante zijn verworpen, en de Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er zijn geen proceskosten toegewezen.