In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van de bijstand van appellant, die sinds 12 december 2013 bijstand ontving op grond van de Participatiewet. De intrekking vond plaats na de ontdekking van een hennepkwekerij in de door appellant gehuurde woning. De Raad oordeelde dat de vooronderstelling dat appellant de exploitant van de hennepkwekerij was, niet opging. Hoewel appellant formeel de huurder was van het gehele pand, ontbrak bewijs dat hij daadwerkelijk betrokken was bij de exploitatie van de hennepkwekerij. De Raad concludeerde dat het college niet aannemelijk had gemaakt dat appellant de inlichtingenverplichting had geschonden, en vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg, die het beroep ongegrond had verklaard. De Raad herstelde de situatie door het besluit van het college te herroepen voor de periode van 1 mei 2019 tot en met 10 juli 2019, en veroordeelde het college in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 3.945,-.