ECLI:NL:CRVB:2012:BV5142
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de hoogte van de WAZ-uitkering op basis van fiscale bijtelling voor privégebruik van een auto
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 februari 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch. Appellant had in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat zijn inkomsten grotendeels bestonden uit een fiscale bijtelling van € 849,75 per maand in verband met het privégebruik van een auto van zijn werkgever. Hij stelde dat deze bijtelling meegeteld moest worden bij de vaststelling van zijn inkomen ten tijde van de toekenning van zijn WAZ-uitkering. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en het Uwv had de fiscale bijtelling terecht als inkomsten uit arbeid aangemerkt.
De Raad oordeelde dat het Uwv de fiscale bijtelling terecht als inkomsten uit arbeid heeft aangemerkt. De Raad wees erop dat het feit dat het om een aangepaste auto gaat, geen bijzondere omstandigheid oplevert die aanleiding geeft om af te wijken van de fiscale wetgeving. Appellant had niet aangetoond dat hij ten tijde van de toekenning van de WAZ-uitkering al voor privédoeleinden kon beschikken over de auto van de werkgever, noch had hij de waarde daarvan met stukken aangetoond. De rechtbank had het bestreden besluit dan ook terecht in stand gelaten.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met C.P.J. Goorden als voorzitter en B.M. van Dun en B. Barentsen als leden, in tegenwoordigheid van N.S.A. El Hana als griffier.