ECLI:NL:CRVB:2011:BU8290
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing WIA-uitkering na hoger beroep over verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 december 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarin werd vastgesteld dat zij geen recht had op een WIA-uitkering met ingang van 13 april 2009. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij zij concludeerde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de medische rapportages geen inconsistenties vertoonden.
Tijdens de zitting op 28 oktober 2011 was appellante niet aanwezig, maar haar advocaat, mr. W.C. de Jonge, heeft diverse medische stukken ingediend. Het Uwv heeft gereageerd met een verweerschrift en een rapportage van de bezwaarverzekeringsarts. De Raad heeft de argumenten van appellante in hoger beroep beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er geen nieuwe gronden waren die de eerdere oordelen van de rechtbank konden weerleggen. De Raad bevestigde dat het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze was uitgevoerd en dat de arbeidsbeperkingen die uit het onderzoek naar voren kwamen, juist waren.
De Raad oordeelde dat appellante geen bewijs had geleverd dat de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige niet op zorgvuldige wijze tot stand waren gekomen. Ook werd er geen aanleiding gezien voor een onafhankelijk deskundigenonderzoek. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank diende te worden bevestigd en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische rapportages en de rol van de Raad in het beoordelen van de juistheid van deze rapportages in het kader van arbeidsongeschiktheid.