ECLI:NL:CRVB:2011:BQ6325
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- J.N.A. Bootsma
- W.F. Claessens
- Rechtspraak.nl
Herleving van arbeidsverplichtingen na tijdelijke ontheffing; geen ambtshalve nieuw vervolgbesluit vereist; bezwaar tegen uitblijven besluit niet-ontvankelijk
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam ongegrond werd verklaard. Appellante ontvangt sinds 20 april 1997 een bijstandsuitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). In 2004 werd zij tijdelijk ontheven van de verplichtingen om naar werk te zoeken, maar na afloop van deze ontheffing in 2006, herleefden deze verplichtingen automatisch. Appellante maakte bezwaar tegen het uitblijven van een besluit over de voortzetting van deze ontheffing, maar het College verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank bevestigde deze beslissing.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de verplichtingen van rechtswege herleven na afloop van een tijdelijke ontheffing, zonder dat een nieuw besluit vereist is. De Raad verwijst naar eerdere rechtspraak die deze opvatting ondersteunt. Appellante had geen recht op een nieuw ambtshalve besluit van het College, en haar bezwaar tegen het uitblijven van een dergelijk besluit werd terecht niet-ontvankelijk verklaard. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst erop dat appellante zelf verantwoordelijk is voor het tijdig verkrijgen van duidelijkheid over haar situatie.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bijstandsontvangers om proactief te zijn in het verkrijgen van informatie over hun rechten en plichten, vooral wanneer er onduidelijkheid bestaat over de status van hun uitkering en verplichtingen. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.