ECLI:NL:CRVB:2007:AZ5967

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-6778 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor schoolreis naar Londen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin haar aanvraag voor bijzondere bijstand in de kosten van een schoolreis voor haar zoon werd afgewezen. Appellante, die een bijstandsuitkering ontvangt, had op 5 januari 2005 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter hoogte van € 249,-- voor een vierdaagse schoolreis naar Londen. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg heeft deze aanvraag afgewezen, verwijzend naar artikel 35 van de Wet werk en bijstand (WWB) en het territorialiteitsbeginsel zoals neergelegd in artikel 11, eerste lid, van de WWB.

De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen de afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de WWB bepaalt dat bijstandsverlening is uitgesloten voor kosten die buiten Nederland zijn gemaakt. De Raad oordeelt dat de kosten van de schoolreis naar Londen, die voornamelijk uit buitenlandse reis- en verblijfkosten bestaan, niet in Nederland zijn opgekomen of aan Nederland zijn gebonden. De Raad heeft ook het beroep van appellante op het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat het College geen verplichting heeft om bijstandsverlening te verlenen voor deze specifieke vierdaagse reis, ook al maakt het College in andere gevallen mogelijk een uitzondering voor kortere schoolreizen naar België.

Uiteindelijk bevestigt de Raad de uitspraak van de rechtbank en ziet hij geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 2 januari 2007 door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

05/6778 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 18 oktober 2005, 05/1412 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg (hierna: College)
Datum uitspraak: 2 januari 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. I. Nelemans, advocaat te Tilburg, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 21 november 2006, waar partijen, met bericht, niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Appellante ontvangt een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande ouder. Haar zoon [D.] volgde ten tijde van belang aan de [naam school] te Breda het derde schooljaar van het VMBO. Op 5 januari 2005 heeft appellante een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand in de kosten van een vierdaagse schoolreis van [D.] naar Londen ten bedrage van € 249,--.
Bij besluit van 5 januari 2005 heeft het College de aanvraag van appellante afgewezen, daarbij verwijzend naar artikel 35 van de Wet werk en bijstand (WWB) en het territorialiteitsbeginsel, neergelegd in artikel 11, eerste lid, van de WWB.
Bij besluit van 24 maart 2005 heeft het College het tegen het besluit van 5 januari 2005 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het besluit van 24 maart 2005 ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
In artikel 11, eerste lid (tekst tot 11 oktober 2006), van de WWB is bepaald dat iedere Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, recht heeft op bijstand van overheidswege.
Het in deze (dwingendrechtelijke) bepaling vervatte territorialiteitsbeginsel sluit bijstandsverlening uit ten aanzien van kosten die buiten Nederland zijn opgekomen of die niet aan Nederland zijn gebonden. Dit brengt met zich mee dat voor bijstandsverlening in de kosten van een verblijf in het buitenland alsmede van een reis naar en vanuit het buitenland geen plaats is, behoudens voor zover de reis wordt gemaakt over Nederlands grondgebied. Anders dan de gemachtigde van appellante heeft betoogd, vormt de omstandigheid dat de schoolreis naar Londen een vakoverstijgend onderdeel vormt van het derde schooljaar van de door [D.] gevolgde opleiding, geen reden om te oordelen dat de kosten van die schoolreis in Nederland zijn opgekomen of aan Nederland zijn gebonden. Bedoelde kosten bestaan immers (vrijwel) uitsluitend uit in het buitenland gemaakte reis- en verblijfkosten. Van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de WWB die tot bijstandsverlening nopen, is verder niet gebleken.
Ook faalt het beroep van appellante op het gelijkheidsbeginsel. Dat het College, gelet op de geografische ligging van de gemeente, op het territorialiteitsbeginsel een uitzondering maakt in die zin dat bijstandsverlening voor een ééndaagse schoolreis naar het buitenland, met name België, ingevolge zijn (buitenwettelijke) beleid tot de mogelijkheden behoort, betekent niet dat het College gehouden zou zijn voor de onderhavige vierdaagse reis naar Londen bijstand te verlenen.
Voor zover de reiskosten over Nederlands grondgebied van [D.] in het onderhavige geval, waarin het gaat om een in klassikaal verband gemaakte busreis naar het buitenland, een afzonderlijke beoordeling behoeven, is de Raad ten slotte van oordeel dat die kosten niet kunnen worden aangemerkt als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de WWB.
Gezien het vorenoverwogene dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en J.M.A. van der Kolk-Severijns en J.J.A. Kooijman als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van S. van Ommen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 2 januari 2007.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) S. van Ommen.