ECLI:NL:CRVB:2017:3308
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Weigering bijzondere bijstand voor reiskosten buiten Nederland in verband met rechtszaken in Tsjechië
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die sinds 2 april 2014 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had bijzondere bijstand aangevraagd voor reiskosten en juridische kosten in verband met rechtszaken in Tsjechië. Het college van burgemeester en wethouders van Smallingerland had deze aanvraag gedeeltelijk afgewezen, met als argument dat de kosten niet aan Nederland waren verbonden en derhalve niet voor vergoeding in aanmerking kwamen op basis van het territorialiteitsbeginsel van de WWB.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen om deel te nemen aan een re-integratietraject, wat heeft geleid tot een verlaging van zijn bijstand. De Raad oordeelde dat de weigering van bijzondere bijstand voor de reiskosten terecht was, omdat de kosten buiten Nederland waren opgekomen. De appellant had betoogd dat het territorialiteitsbeginsel ruimer geïnterpreteerd moest worden, maar de Raad verwierp dit argument, aangezien het geen steun vond in de wetgeving.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van verplichtingen door bijstandsontvangers en de grenzen van bijstandsverlening in het kader van internationale kosten.