ECLI:NL:CRVB:2005:AT9491
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- J.W. Schuttel
- F.J.L. Pennings
- Rechtspraak.nl
Voortzetting WAO-uitkering en procesbelang in hoger beroep
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 12 juli 2005, gaat het om de voortzetting van een WAO-uitkering van appellant, die al eerder was vastgesteld op 80 tot 100%. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar, waarin zijn beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat appellant geen procesbelang meer had, omdat zijn uitkering ongewijzigd werd voortgezet.
De Raad oordeelt dat de eerdere beslissing van het Uwv, waarbij de uitkering werd voortgezet, correct was. Appellant had in de procedure geen nieuw procesbelang kunnen aanvoeren, aangezien hij al het maximale resultaat had behaald met de voortzetting van zijn uitkering. De Raad bevestigt de overwegingen van de rechtbank en stelt vast dat er geen termen zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden toegewezen.
De uitspraak benadrukt dat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in deze procedure niet meer relevant is, omdat de uitkering al was voortgezet. De Raad concludeert dat er geen inhoudelijke beoordeling van het besluit van 11 juni 2003 nodig is, en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De zaak illustreert de noodzaak van procesbelang in hoger beroep en de rol van de rechter in het bevestigen van eerdere uitspraken.