ECLI:NL:CRVB:2009:BK7036
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- C.P.J. Goorden
- B.W.N. de Waard
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep wegens het ontbreken van enig procesbelang
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. P.H.A. Brauer, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv, dat hem per 11 juni 2007 geen recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toekende. Het Uwv had eerder, bij besluit van 26 april 2007, vastgesteld dat appellant geen recht had op een uitkering, en dit besluit was in een eerder bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank had het beroep van appellant gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuw besluit te nemen. Vervolgens heeft het Uwv op 13 mei 2009 appellant alsnog in aanmerking gebracht voor een IVA-uitkering, waarmee het Uwv grotendeels tegemoetkwam aan de vordering van appellant.
Appellant wenste echter niet dat het oordeel van de rechtbank over de medische onderbouwing van het bestreden besluit onherroepelijk werd, omdat dit in de toekomst nog van belang kon zijn. De Raad constateerde dat appellant niet betwistte dat hij in deze procedure het maximaal haalbare resultaat had bereikt. Volgens de Raad is de administratieve rechter alleen bevoegd om rechtsvragen te beantwoorden als er nog een geschil bestaat over een besluit van een bestuursorgaan. Aangezien het Uwv met het besluit van 13 mei 2009 volledig tegemoetkwam aan het hoger beroep van appellant, was er geen inhoudelijk geschil meer tussen partijen.
Daarom verklaarde de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van enig procesbelang. De Raad oordeelde dat het Uwv op grond van artikel 8:75 van de Awb in de proceskosten van appellant moest worden veroordeeld, en begrootte deze kosten op € 322,- voor verleende rechtsbijstand. Tevens werd bepaald dat het Uwv het door appellant betaalde griffierecht van € 107,- moest vergoeden. De uitspraak werd gedaan op 16 december 2009 door de Centrale Raad van Beroep, met Ch. van Voorst als voorzitter en C.P.J. Goorden en B.W.N. de Waard als leden.