ECLI:NL:CRVB:2007:BB9555

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-3572 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Ch. van Voorst
  • M.C.M. van Laar
  • J.F. Bandringa
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over toekenning volledige WAO-uitkering en procesbelang

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, waarin het beroep van appellant niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet was gekomen door hem een volledige arbeidsongeschiktheidsuitkering toe te kennen. Appellant was het niet eens met de medische grondslag van het besluit, waarin werd gesteld dat hij arbeidsgeschikt was voor 20 uur per week. Hij voerde aan dat hij geen duurzaam benutbare mogelijkheden had en dat hij voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt was. Daarnaast betwistte hij het gewijzigde maatmanloon en stelde hij dat hij ten onrechte niet was gehoord door het Uwv.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant geen procesbelang meer had, omdat hij het maximaal haalbare resultaat had bereikt met de toekenning van de volledige WAO-uitkering. De Raad benadrukte dat de medische beoordeling enkel betrekking had op de datum 16 februari 2005 en dat eventuele toekomstige herbeoordelingen niet relevant waren voor deze procedure. De Raad verwierp ook de argumenten van appellant met betrekking tot de proceskostenveroordeling, maar oordeelde dat de reiskosten voor de onderzoeken door de psychiaters De Jong en Graveland vergoed moesten worden. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak voor zover het de proceskosten betrof en veroordeelde het Uwv tot betaling van € 80,70 aan proceskosten aan appellant, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 106,-.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar uitspraken. De Raad concludeerde dat de eerdere besluiten van het Uwv, die een lagere mate van arbeidsongeschiktheid vaststelden, waren gewijzigd en dat appellant recht had op de volledige WAO-uitkering per de datum in geding.

Uitspraak

07/3572 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant],
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 30 mei 2007, 05/1288 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 5 december 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft [d. L.] te [woonplaats] hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2007. Appellant is verschenen, bijgestaan door [d. L.] voornoemd. Het Uwv is, met bericht, niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Voor de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat thans met het volgende.
In de beroepszaak bij de rechtbank was de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) per 16 februari 2005 in geding. Appellant heeft een rapport van de psychiater/psychoanalyticus H. de Jong in het geding gebracht. De rechtbank heeft de psychiater R. Graveland als deskundige benoemd. Naar aanleiding van het door de deskundige uitgebrachte rapport heeft het Uwv de belastbaarheid van appellant zoals omschreven in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) aangepast. Op basis hiervan heeft de bezwaararbeidsdeskundige vastgesteld dat onvoldoende functies resteerden om tot een schatting op grond van de WAO te komen. Daarop heeft het Uwv bij besluit op bezwaar van 10 april 2007 (hierna: het besluit) zijn eerdere besluiten, waarbij een lagere mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld, gewijzigd en de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant met ingang van 16 februari 2005 vastgesteld op
80 tot 100%.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv met het besluit volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen, nu hem een volledige arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat gesteld noch gebleken is dat appellant schade heeft geleden als gevolg van de eerdere besluiten van het Uwv, terwijl ook overigens geen belang is gesteld of gebleken op grond waarvan zou kunnen worden gezegd dat appellant nog een rechtens te honoreren belang heeft bij een beoordeling van het beroep. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het procesbelang aan deze procedure was komen te ontvallen. Tevens heeft de rechtbank beslissingen genomen over vergoeding van proceskosten en griffierecht.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij wel procesbelang heeft, nu aan zijn beroep niet geheel is tegemoetgekomen. Hij is het niet eens met de medische grondslag van het besluit, inhoudende dat hij arbeidsgeschikt is voor 20 uur per week. Hij stelt dat hij geen duurzaam benutbare mogelijkheden tot het verrichten van arbeid heeft en op die grond voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt is. Hij maakt bezwaar tegen het gewijzigde maatmanloon dat aan het besluit ten grondslag is gelegd en stelt zich op het standpunt dat het Uwv niet bevoegd was tot het nemen van het besluit omdat appellant op grond van zijn leeftijd is vrijgesteld van de zogenoemde eenmalige herbeoordeling. Hij stelt dat hij ten onrechte niet is gehoord door het Uwv en maakt aanspraak op vergoeding van kosten voor zover de rechtbank zijn verzoek om vergoeding van kosten, neergelegd in zijn brief van 12 mei 2007, niet heeft gehonoreerd.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat appellant geen procesbelang meer heeft. Appellant heeft het in de onderhavige procedure maximaal haalbare resultaat, zijnde een volledige arbeidsongeschiktheidsuitkering per de datum in geding, bereikt. De op de achterliggende medische onderbouwing gerichte beroepsgrond kan in dit geding niet als een rechtens relevant belang worden aangemerkt. Appellant kan evenmin belang ontlenen aan een eventuele herbeoordeling van de mate van zijn arbeidsongeschiktheid in de toekomst. De aan het besluit ten grondslag liggende medische beoordeling heeft immers uitsluitend betrekking op de datum 16 februari 2005. De Raad verwijst in dit verband naar zijn uitspraken van 1 juni 2007, LJN: BA6367, en 12 juli 2005, LJN: AT9491. Indien appellant het met een toekomstig besluit over de mate van zijn arbeidsongeschiktheid niet eens is, staat het hem vrij de medische en arbeidskundige grondslag van dat besluit, waaronder het maatmanloon, aan te vechten. Nu bij het besluit aan het bezwaar van appellant volledig tegemoet is gekomen, kon het Uwv, gelet op artikel 7:3, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) afzien van het horen van appellant. Hetgeen appellant overigens nog heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden.
De grief van appellant dat de door de rechtbank uitgesproken proceskostenveroordeling ontoereikend is, slaagt in zoverre dat de Raad aanleiding ziet voor vergoeding van de reiskosten van appellant voor de onderzoeken door de psychiaters De Jong en Graveland, in totaal begroot op € 40,40. De Raad zal de aangevallen uitspraak in zoverre vernietigen en de gevraagde vergoeding toewijzen. De Raad ziet tevens aanleiding voor vergoeding van de reiskosten van appellant in verband met de zitting van de Raad, in totaal begroot op € 40,30. Inzake de vergoeding van de overige geclaimde kosten in bezwaar en beroep heeft het Uwv dan wel de rechtbank reeds beslist. Over de geclaimde sollicitatiekosten, wat daarvan ook zij, zal de Raad zich niet uitlaten, nu daarvan geen enkel bewijs is overgelegd.
Het verzoek van appellant voor vergoeding van de kosten van verleende rechtsbijstand komt niet voor toewijzing in aanmerking. Uit de verklaring van [d. L.] ter zitting van de Raad, op de dag van de zitting bevestigd door een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, blijkt dat [d. L.] een aannemersbedrijf drijft met als bedrijfsomschrijving: “Ontwerp, advies, begeleiding, dienstverlening, toezicht, uitvoering, produktie, handel, huur en verhuur inzake onder meer roerende en onroerende goederen, alles in de ruimste zin des woords en betreffende bouwwerken in het bijzonder.” De Raad is van oordeel dat daaruit niet blijkt dat [d. L.] beroepsmatig rechtsbijstand heeft verleend in de onderhavige zaak.
De Raad acht aldus termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Awb het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in eerste aanleg tot een bedrag van € 40,30 en in hoger beroep tot een bedrag van € 40,40, in totaal € 80,70.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak voorzover de rechtbank daarbij het Uwv niet heeft veroordeeld in de proceskosten van appellant, bestaande uit reiskosten voor bezoeken aan de psychiaters De Jong en Graveland;
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellant in eerste aanleg en in hoger beroep tot een bedrag groot € 80,70, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant het betaalde griffierecht van € 106,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en M.C.M. van Laar en J.F. Bandringa als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 5 december 2007.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
JL