ECLI:NL:CRVB:2001:ZB9197
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. Haverkamp
- J.J.B. van der Putten
- T.L. de Vries
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Intrekking van uitkeringen ingevolge de AAW en WAO en heroverweging van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de intrekking van uitkeringen op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) door het Landelijk instituut sociale verzekeringen. De appellant heeft op 4 september 1997 besloten de uitkeringen van gedaagde, die sinds 29 april 1996 arbeidsongeschiktheidsuitkeringen ontving, in te trekken met ingang van 2 november 1997, omdat gedaagde minder dan 15% arbeidsongeschikt zou zijn. Gedaagde heeft hiertegen bezwaar aangetekend, wat leidde tot een heroverweging van het besluit. De bezwaarverzekeringsarts heeft de belastbaarheid van gedaagde herbeoordeeld, wat resulteerde in een nieuwe beoordeling van de arbeidsongeschiktheid.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 24 januari 2001, waarbij zowel de appellant als gedaagde vertegenwoordigd waren door hun advocaten. De Raad oordeelde dat de rechtbank zich onbevoegd had verklaard, omdat de heroverweging van het besluit niet correct was uitgevoerd. De Raad benadrukte dat de herroeping van het primaire besluit en de vervanging door een nieuw besluit niet noodzakelijkerwijs per dezelfde datum hoeft te geschieden, mits dit binnen de zorgvuldigheidseisen valt.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank te Dordrecht voor verdere behandeling. Tevens is appellant voorwaardelijk veroordeeld in de proceskosten van gedaagde in hoger beroep, voor het geval het bestreden besluit niet in stand kan blijven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing hebben genomen in aanwezigheid van de griffier.