Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 5 augustus 2025 in de zaak tussen
Firma [naam 1] , te [woonplaats] , (vennootschap)
(gemachtigde: mr. A.J. Roos)
de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (de minister)
Procesverloop
7 december 2023 herroepen en het bedrag aan basis- en vergroeningsbetaling voor 2019 gewijzigd vastgesteld.
Overwegingen
20 december 2019 heeft de minister de aanvraag beoordeeld en bepaald dat de vennootschap een uitbetaling ontvangt. De aanvraag is bovendien beoordeeld met een teledetectiecontrole. Op dat moment mocht de vennootschap ervan uitgaan dat de minister de aanvraag inhoudelijk streng heeft beoordeeld en hij akkoord is met de omvang van de opgegeven percelen. Een herziening van dat besluit zou, net zoals dat voor een burger geldt bij een herzieningsverzoek op grond van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht, alleen nog mogelijk moeten zijn op basis van nieuwe feiten en omstandigheden die nadien naar voren zijn gekomen. Daarvan is in deze geen sprake. Achteraf afwijken van dat besluit is in strijd met de rechtszekerheid. Herziening van het besluit na bijna vier jaren tast niet alleen de rechtspositie, maar ook het gehele systeem onevenredig aan. Verder is de vennootschap van mening dat zij in haar bewijspositie is geschaad; de werkelijke situatie van 2019 in het land kan zij niet meer nagaan en zij kan daar geen onafhankelijk onderzoek meer naar laten doen door middel van een veldonderzoek.
17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (Verordening 1307/2013)). De oppervlakte moet dus, om subsidiabel te zijn, landbouwareaal zijn, deel uitmaken van het bedrijf van de landbouwer en worden gebruikt voor landbouwdoeleinden of bij gelijktijdig ander gebruik overwegend worden gebruikt voor dergelijke doeleinden (vergelijk het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof van Justitie) van 2 juli 2015, Demmer, C-684/13 (ECLI:EU:C:2015:439), punt 54)).
– voor zover hier van belang – dat administratieve controles worden uitgevoerd op steunaanvragen om na te gaan of voldaan is aan de voorwaarden om voor steun in aanmerking te komen. Verder volgt uit de artikelen 54 en 63 van Verordening 1306/2013 – kort gezegd – dat wanneer een begunstigde niet blijkt te voldoen aan de subsidiabiliteitscriteria de steun wordt ingetrokken en onverschuldigde betalingen worden teruggevorderd. Anders dan waarvan de vennootschap uitgaat laten deze bepalingen de minister geen beoordelingsruimte om in het geval niet wordt voldaan aan die subsidiabiliteitscriteria van intrekking en terugvordering af te zien. Deze bepalingen zijn in nationale regelgeving neergelegd in hoofdstuk 4 van de Uitvoeringsregeling (artikelen 4.6 tot en met 4.8). Aldus voorzien het
EU-recht en het nationale recht uitdrukkelijk in de situatie van het uitvoeren van controles en het herberekenen en terugvorderen van inkomenssteun. Het College volgt de vennootschap daarom niet in haar betoog dat dit in zijn algemeenheid in strijd zou zijn met de door haar genoemde beginselen.
– voor zover hier van belang – verstaan om het even welke grond die wordt gebruikt als blijvend grasland of blijvend weiland (artikel 4, eerste lid, onder e, van Verordening 1307/2013). Onder ‘blijvend grasland en blijvend weiland’ wordt verstaan grond met een natuurlijke of ingezaaide vegetatie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen die ten minste vijf jaar niet in de vruchtwisseling van het bedrijf is opgenomen; andere begraasbare soorten, zoals struiken en/of bomen, kunnen er deel van uitmaken, mits de grassen en andere kruidachtige voedergewassen overheersen (artikel 4, eerste lid, onder h, van Verordening 1307/2013). Voor de toepassing van artikel 4, eerste lid, onder h, van Verordening 1307/2013 worden grassen en andere kruidachtige voedergewassen als overheersend beschouwd als zij meer dan 50% van het subsidiabele areaal innemen op het niveau van het landbouwperceel (artikel 6 van de Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 van de Commissie van
11 maart 2014).
18 augustus 2020, ECLI:NL:CBB:2020:564, en 26 april 2022 ECLI:NL:CBB:2022:196).
Beslissing
5 augustus 2025.