Op 6 mei 2025 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak van [naam] B.V. tegen de minister van Economische Zaken. De onderneming had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van 6 augustus 2024, waarin het College het beroep van de onderneming ongegrond had verklaard. De onderneming stelde dat het bezwaar tegen de niet-ontvankelijk verklaring van de minister wel ontvankelijk was, omdat zij niet tijdig op de notificatie had kunnen reageren door een fout in de e-mailcommunicatie. De minister had op 13 april 2023 het bezwaar van de onderneming niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De onderneming voerde aan dat de notificatie in de spambox was beland en dat de minister niet voldoende rekening had gehouden met de bijzondere omstandigheden van de coronacrisis. Het College oordeelde dat de termijnoverschrijding aan de onderneming kon worden toegerekend, omdat de notificatie op de juiste wijze was verzonden en de onderneming verantwoordelijk was voor het controleren van haar e-mail. Het College verklaarde het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.