ECLI:NL:CBB:2025:110
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Herzieningsverzoek en te late aanvraag van subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 4 maart 2025 uitspraak gedaan over een herzieningsverzoek en pro-forma-aanvragen van een onderneming voor subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL). De minister van Economische Zaken had eerder de aanvragen voor het eerste kwartaal van 2021 afgewezen, omdat de onderneming niet voldeed aan de eis van minimaal 30% omzetverlies. De onderneming had bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens diende de onderneming op 8 november 2022 een herzieningsverzoek in, dat door de minister werd afgewezen. De minister stelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden.
Het College oordeelde dat de minister terecht had geoordeeld dat het gewijzigde standpunt van de minister, naar aanleiding van nieuwe rechtspraak, geen nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid was. De afwijzing van het herzieningsverzoek was niet evident onredelijk. Daarnaast had de onderneming geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die maakten dat de aanvragen, die buiten de aanvraagtermijn waren ingediend, toch in behandeling genomen moesten worden. Het College concludeerde dat de beroepen tegen de afwijzende besluiten ongegrond waren en dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden.