In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 10 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een boete die aan appellant, [naam 1], is opgelegd voor het vervoeren van een geit die niet geschikt was voor transport. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellant een geit had vervoerd die niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos te bewegen, wat onnodig lijden veroorzaakte. De toezichthoudende dierenarts van de NVWA had vastgesteld dat de geit een gebroken poot had en in een slechte conditie verkeerde. Appellant had in zijn hoger beroep aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de gebroken poot op het moment van transport en dat hij niet in zijn verdediging was geschaad door de late toezending van het rapport. Het College oordeelde dat de minister terecht de boete had opgelegd, omdat appellant had moeten twijfelen aan de transportwaardigheid van de geit en een dierenarts had moeten raadplegen. Het College heeft de boete echter gematigd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, van € 1.500,- naar € 1.200,-. De uitspraak bevestigt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het vervoeren van dieren en de verantwoordelijkheden van vervoerders.