ECLI:NL:RBROT:2021:11904
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake boete voor overtreding van de Wet dieren met betrekking tot transportwaardigheid van een geit
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De eiser, die een boete van € 1.500,- had gekregen voor het vervoeren van een geit die niet geschikt was voor transport, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister. De boete was opgelegd naar aanleiding van een inspectie door een toezichthoudende dierenarts van de NVWA op 30 augustus 2018, waarbij werd vastgesteld dat de geit niet in staat was om zich pijnloos te bewegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om de bevindingen van de toezichthoudende dierenarts aan te vechten, ondanks de lange periode tussen de controle en de bekendmaking van het boeterapport. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet tijdig op de hoogte was gesteld van de overtreding, maar dat dit niet heeft geleid tot een schending van zijn recht op een eerlijk proces. De rechtbank concludeerde dat de minister terecht had vastgesteld dat de eiser de overtreding had begaan en dat de boete terecht was opgelegd. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard.