Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 september 2023 in de zaak tussen
de minister van Economische Zaken en Klimaat (de minister)
Procesverloop
Overwegingen
Inleiding
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 12 september 2023, met zaaknummers 22/1166 en 22/2212, staat de aanvraag van een ondernemer voor subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) centraal. De ondernemer, die een restaurant exploiteert, heeft aanvragen ingediend voor subsidies voor de periodes Q4 2021 en Q1 2022. De minister van Economische Zaken en Klimaat heeft beide aanvragen afgewezen, omdat de ondernemer niet voldeed aan de vereisten voor omzetverlies in de referentieperiodes. De ondernemer betoogt dat zijn omzet in de referentieperiodes niet representatief is, omdat hij per 1 januari 2021 een nieuw restaurant heeft toegevoegd aan zijn inschrijving in het handelsregister. Hij stelt dat dit hem recht geeft op de startersregelingen van de TVL.
De minister heeft de afwijzing van de aanvragen gehandhaafd, stellende dat de TVL-regeling geen ruimte biedt voor afwijkingen van de standaardreferentieperiodes en dat de ondernemer niet als startende ondernemer kan worden aangemerkt. De zitting vond plaats op 29 juni 2023, waarbij de gemachtigde van de ondernemer en de gemachtigden van de minister aanwezig waren. Het College oordeelt dat de minister de TVL-regeling correct heeft toegepast en dat er geen sprake is van een zeer uitzonderlijk geval waarin de besluiten onevenredig nadelig uitpakken. De beroepen van de ondernemer worden ongegrond verklaard, en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.