Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam 1] B.V., te [plaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de minister,
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Hieruit bleek mij dat werd gehandeld in strijd met het bepaalde in bijlage III, sectie 1, hoofdstuk VII, onder punt 1 en 3 van Verordening (EG) Nr. 853/2004, juncto artikel 3 lid 1 van deze verordening, hetgeen een overtreding is van het bepaalde in artikel 2.4 lid 1 onder d van de Regeling dierlijke producten juncto artikel 6.2 lid 1 van de Wet dieren.”
Uitspraak van de rechtbank
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Bij de hiervoor genoemde brief van 18 mei 2020 heeft het College appellante bericht dat het Hof van Justitie EU bij arrest van 2 mei 2019 (ECLI:EU:C:2019:355) antwoord heeft gegeven op de prejudiciële vragen van het College, waarvan de rechtbank in de aangevallen uitspraak melding heeft gemaakt. In de brief is ook vermeld dat het College in de desbetreffende zaak op 12 mei 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:333) einduitspraak heeft gedaan. Appellante is verzocht het College nader te berichten in hoeverre het arrest en de einduitspraak van het College van betekenis zijn voor het ingestelde beroep. Bij voornoemde brief van 7 augustus 2020 heeft appellante te kennen gegeven dat met het arrest en de einduitspraak van het College de boete in haar zaak conform het communautaire recht lijkt te zijn opgelegd.
Beslissing
Bijlage
(…)