ECLI:NL:CBB:2023:41
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vaststelling subsidie COVID-19 op nihil door omzetgegevens aangifte omzetbelasting
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam 1] V.O.F. en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De appellante had een subsidie aangevraagd op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2020. Aanvankelijk was een subsidie van € 22.338,20 verleend, maar in een later besluit werd deze vastgesteld op € 0,- en werd het al betaalde voorschot van € 17.870,56 teruggevorderd. De minister stelde dat appellante niet voldeed aan de voorwaarde dat haar omzetverlies ten minste 30% moest bedragen, omdat de omzetgegevens uit de aangifte omzetbelasting niet wezenlijk waren veranderd door de verkoop van een bedrijfsmiddel. Appellante voerde aan dat de opbrengst van de verkoop van de vrachtwagen niet als omzet moest worden meegerekend, maar het College oordeelde dat de minister terecht de omzetgegevens uit de aangifte omzetbelasting had gehanteerd. Het beroep op het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel werd door het College verworpen, omdat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij op basis van eerdere informatie mocht vertrouwen dat desinvesteringen niet tot de omzet zouden worden gerekend. Het College concludeerde dat de minister de subsidie op € 0,- mocht vaststellen, omdat het omzetverlies van appellante niet voldeed aan de wettelijke eisen.