Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 18 oktober 2022 in de zaak tussen
[naam] , Kermisexploitant, te [plaats] , appellante
de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder
Inleiding en samenvatting
Het wettelijk kader
Inhoudelijke beoordeling
17 november 2020, ECLI:NL:CBB:2020:852) volgt dat bij de beoordeling van een beroep op het vertrouwensbeginsel drie stappen worden doorlopen. De eerste is de juridische kwalificatie van de uitlating en/of gedraging waarop de betrokkene zich beroept. Doorgaans zal het gaan om een uitlating en/of gedraging van een ambtenaar, maar het kan ook gaan om uitlating en/of gedraging van anderen, bijvoorbeeld een wethouder of derden die door het bestuursorgaan zijn ingeschakeld. Bij de eerste stap moet de vraag worden beantwoord of de uitlating en/of gedraging kan worden gekwalificeerd als een toezegging. Bij de tweede stap moet de vraag worden beantwoord of die toezegging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Als beide vragen bevestigend worden beantwoord, en er dus een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel kan worden gedaan, volgt de derde stap. In het kader van die derde stap zal de vraag moeten worden beantwoord wat de betekenis van het gewekte vertrouwen is bij de uitoefening van de betreffende bevoegdheid. Een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel betekent namelijk niet altijd dat de gerechtvaardigde verwachtingen ook moeten worden nagekomen. Er kunnen belangen aanwezig zijn die zwaarder wegen dan het belang van de betrokkene en het honoreren van het opgewekte vertrouwen.
“Het omzetverlies wordt in beginsel bepaald door de omzet in de voor deze subsidie relevante periode te vergelijken met dezelfde periode in 2019, toen deze ondernemingen nog niet getroffen waren. De regeling is bedoeld voor omzetverlies als gevolg van de coronamaatregelen van de Rijksoverheid, waaronder tijdelijk sluiting. Desinvesteringen en sale-en-leaseback vallen hier normaliter buiten. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) biedt de mogelijkheid dit, onderbouwd met bewijsstukken, in de vaststelling te laten meenemen.”
Naar het oordeel van het College is deze tekst te kwalificeren als een toezegging. Anders dan verweerder heeft betoogd, is dit niet slechts voorlichting. Er blijkt immers duidelijk uit dat RVO desinvesteringen niet zal meenemen bij de berekening van het omzetverlies als de desinvesteringen worden onderbouwd met bewijsstukken.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360,- aan appellante te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 759,-.
18 oktober 2022.