Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 oktober 2022 in de zaak tussen
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.
Procesverloop
Overwegingen
(ECLI:NL:CBB:2021:729) heeft het College al geoordeeld dat het beschermingsbereik van de norm van artikel 23, derde lid, van de Msw niet alleen de juiste vaststelling van fosfaatrechten omvat, maar ook de overdracht via verhandeling van die rechten, zodat wel is voldaan aan het relativiteitsvereiste. In zijn uitspraak van 19 oktober 2021 (ECLI:NL:CBB:2021:952) heeft het College deze lijn nog bevestigd. Het College wijkt in deze uitspaak van die lijn af.
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding toe;
- veroordeelt verweerder tot betaling aan appellante van een schadevergoeding van € 14.824;
- veroordeelt verweerder tot betaling aan appellante van een immateriële schadevergoeding van € 1.500,-;
- veroordeelt de Staat tot betaling aan appellante van een immateriële schadevergoeding van € 1.500,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345,- aan verzoekster te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellante tot een bedrag van in totaal € 1.707,75 (€ 1.518,- + € 189,75);
- veroordeelt de Staat in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 189,75,-.