ECLI:NL:CBB:2022:372
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Heffing Diergezondheidsfonds 2018 en exceptieve toetsing van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 juli 2022, wordt het beroep van een pluimveebedrijf tegen de heffing van het Diergezondheidsfonds 2018 behandeld. De heffing, vastgesteld op € 40.410,79, werd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit opgelegd. Het bedrijf stelde dat de heffing onevenredig was, vooral omdat het kippen had aangeschaft die al 17 maanden oud waren, en dat er geen regeling was voor deze 'ruikippen'. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer, waarbij ook andere vergelijkbare zaken aan de orde kwamen.
Het College overweegt dat de heffing is gebaseerd op de gewijzigde wetgeving die per 1 januari 2018 van kracht is, en dat de wetgever geen rekening heeft gehouden met bijzondere omstandigheden zoals de fipronilcrisis. Het College stelt vast dat de heffing een collectieve financiering betreft die de lasten van de bestrijding van dierziekten over alle pluimveehouders verdeelt. De appellante heeft niet aangetoond dat de heffing in haar geval onevenredig is, en het College ziet geen aanleiding om af te wijken van de strikte toepassing van de wet.
De uitspraak concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 500,- aan de appellante. De kosten van de procedure worden niet vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters en de griffier.