ECLI:NL:CBB:2022:198

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
25 april 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
20/783, 20/801 en 20/802
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek door het College van Beroep voor het Bedrijfsleven

Op 25 april 2022 heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven uitspraak gedaan in de wrakingszaken met de nummers 20/783, 20/801 en 20/802. Verzoeksters, vertegenwoordigd door [naam 4], hebben op 8 april 2022 een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters van de meervoudige kamer, te weten de voorzitter mr. J.H. de Wildt en de leden mr. R.W.L. Koopmans en mr. M. Schoneveld. Dit verzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechters geen mandaat konden overleggen van de 'Volkentrust', een instantie die volgens verzoeksters verbonden is aan de Verenigde Naties. De rechters hebben aangegeven niet in de wraking te berusten en hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om gehoord te worden.

De wrakingskamer heeft in een eerdere beslissing op 20 april 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:185) al geoordeeld dat het wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeksters geen feiten of omstandigheden hebben aangedragen die een bezwaar tegen de rechters zouden rechtvaardigen. Het College heeft geconcludeerd dat de eisen die verzoeksters stellen onredelijk zijn en dat zij misbruik maken van het wrakingsmiddel. Daarom is het verzoek om wraking afgewezen en is bepaald dat toekomstige wrakingsverzoeken in geval van misbruik niet in behandeling worden genomen.

De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak, conform artikel 8:18, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het College heeft hiermee een duidelijke lijn getrokken over de toelaatbaarheid van wrakingsverzoeken en de voorwaarden waaronder deze kunnen worden ingediend.

Uitspraak

beslissing

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 20/783, 20/801 en 20/802

beslissing op het wrakingsverzoek van

[naam 1] B.V., [naam 2] B.V. en [naam 3] B.V., alle te [woonplaats] , verzoeksters.

Procesverloop

Tijdens de behandeling ter zitting op 8 april 2022 van de beroepen met bovenvermelde zaaknummers hebben verzoeksters een verzoek gedaan tot wraking van de voorzitter, mr. J.H. de Wildt, en de leden, mr. R.W.L. Koopmans en mr. M. Schoneveld, van de meervoudige kamer van het College die deze zaken behandelt. Die zaken hebben betrekking op beslissingen van de Kamer van Koophandel om op grond van artikel 2:19a van het Burgerlijk Wetboek de rechtspersonen [naam 1] B.V., [naam 2] B.V. en [naam 3] B.V. te ontbinden.
De rechters van de meervoudige kamer hebben op 8 april 2022 te kennen gegeven dat zij niet in de wraking berusten. Tevens hebben zij te kennen gegeven dat zij geen gebruik wensen te maken van de gelegenheid te worden gehoord.
Het College heeft het verzoek om wraking van de rechters van de meervoudige kamer behandeld ter zitting van 8 april 2022, alwaar verzoeksters werden vertegenwoordigd door [naam 4] .
Tijdens deze zitting hebben verzoeksters een verzoek gedaan tot wraking van de rechters die zitting hebben in de wrakingskamer. Bij beslissing van 20 april 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:185) heeft de wrakingskamer, in een nieuwe samenstelling, beslist dat dit (tweede) wrakingsverzoek van 8 april 2022 niet in behandeling wordt genomen en bepaald dat een volgend verzoek om wraking van de rechters die zitting hebben in de wrakingskamer in geval van misbruik niet in behandeling wordt genomen.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2. De beide wrakingsverzoeken van 8 april 2022 berusten op dezelfde grond. Volgens verzoeksters mogen rechters de aan hen voorgelegde zaken niet behandelen zolang zij geen machtiging kunnen overleggen, waaruit blijkt dat de ‘Volkentrust’ hun een mandaat heeft verleend om recht te spreken. De ‘Volkentrust’ is volgens verzoeksters een instantie van de Verenigde Naties. Het feit dat een door deze hoogste, wettige instantie verleend mandaat ontbreekt, betekent dat verzoeksters de (Nederlandse) wet- en regelgeving en rechterlijke instanties niet erkennen. In dit verband verwijzen zij naar de pauselijke brief (motu proprio) van 11 juli 2013. Uit deze brief volgt volgens hen dat iedereen een soeverein mens is waarover de wetgever en de rechtspraak geen jurisdictie hebben. Ook de uitspraken van het College erkennen verzoeksters, zonder bedoeld mandaat, niet.
3. Ter onderbouwing van hun wrakingsverzoek hebben verzoeksters geen op de persoon van die rechters betrekking hebbende feiten of omstandigheden naar voren gebracht waarin een bezwaar zou zijn gelegen tegen de behandeling van het wrakingsverzoek door die rechters. De wrakingskamer is om dezelfde redenen als in de beslissing van 20 april 2022 van oordeel dat ook het (eerste) verzoek van 8 april 2022, tot wraking van de rechters van de meervoudige kamer die de beroepen met bovengenoemd zaaknummers behandelt, moet worden afgewezen. Het College volstaat hier kortheidshalve met een verwijzing naar die beslissing.
4. Met de eis dat iedere rechter, op straffe van wraking, een machtiging moet overleggen waaruit blijkt dat die rechter een mandaat heeft van de ‘Volkentrust’, stellen verzoeksters een onredelijke eis, waar geen enkele rechter aan kan voldoen. Door op deze grond rechters te wraken, maken verzoeksters evident misbruik van het wrakingsmiddel. Met toepassing van artikel 8:18, vierde lid, van de Awb zal het College daarom bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeksters in geval van misbruik niet in behandeling zal worden genomen.

Beslissing

Het College:
  • wijst het (eerste) wrakingsverzoek van 8 april 2022 af;
  • bepaalt dat een volgend verzoek om wraking van rechters van het College in geval van misbruik niet in behandeling wordt genomen.
Aldus genomen door mr. S.C. Stuldreher, mr. H.O. Kerkmeester en mr. A. Venekamp, in aanwezigheid van mr. C.G.M. van Ede, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 april 2022.
De voorzitter is verhinderd de De griffier is verhinderd de
beslissing te ondertekenen beslissing te ondertekenen
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 8:18, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht geen rechtsmiddel open.