In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 januari 2021, zaaknummer 19/453, staat de toepassing van de knelgevallenregeling in het fosfaatrechtenstelsel centraal. Appellante, een melkveehouderij, had beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin het fosfaatrecht was vastgesteld op basis van de dieraantallen op een peildatum van 2 juli 2015. Appellante betoogde dat bijzondere omstandigheden, zoals de beëindiging van een samenwerkingsverband en een brand in de stal, niet in aanmerking waren genomen bij de vaststelling van het fosfaatrecht. Het College oordeelde dat verweerder de knelgevallenregeling correct had toegepast en dat er geen ruimte was voor de door appellante bepleite uitleg van de wet. Het College concludeerde dat de investeringsbeslissingen van appellante niet navolgbaar waren, mede gezien de afschaffing van het melkquotum en de te verwachten maatregelen. De uitspraak benadrukt dat de gevolgen van de brand en de bouwwerkzaamheden niet leiden tot een verhoging van het fosfaatrecht, omdat appellante niet voldeed aan de voorwaarden van de knelgevallenregeling. Het College vernietigde het bestreden besluit wegens strijd met de wet, maar droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen over de compensatie voor de tekortgekomen fosfaatrechten. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van appellante.