ECLI:NL:CBB:2021:86
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechten en de gevolgen van de Nitraatrichtlijn voor melkveehouders
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 januari 2021, met zaaknummers 19/340 en 19/341, zijn appellanten V.O.F. [naam 1] en V.O.F. [naam 2] in beroep gegaan tegen besluiten van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit betreffende de vaststelling van hun fosfaatrechten op basis van de Meststoffenwet. De appellanten, die deel uitmaken van een gezamenlijk moederbedrijf, hebben aangevoerd dat de Nitraatrichtlijn onvoldoende grondslag biedt voor het fosfaatrechtenstelsel en dat zij te maken hebben met ongeoorloofde staatssteun. De minister had hun fosfaatrechten vastgesteld op respectievelijk 11.405 kg en 2.135 kg, waarbij een generieke korting van 8,3% was toegepast. De appellanten stelden dat hun investeringsbeslissingen niet navolgbaar waren, gezien de omstandigheden rondom de afschaffing van het melkquotum en de gevolgen daarvan voor hun bedrijfsvoering. Het College oordeelde dat de appellanten niet in aanmerking kwamen voor de knelgevallenregeling, omdat zij op de peildatum van 2 juli 2015 niet minder melkvee hielden dan daarvoor. Het College concludeerde dat de appellanten niet konden aantonen dat het fosfaatrechtenstelsel hen een individuele en buitensporige last oplegde. De beroepen werden ongegrond verklaard, en het College benadrukte dat de bescherming van het milieu en de volksgezondheid zwaarder weegt dan de belangen van de appellanten.