In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellante, een maatschap, en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, alsook de Staat der Nederlanden. De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding naar aanleiding van besluiten die betrekking hebben op fosfaatrechten. Appellante had in eerste instantie een fosfaatrecht van 758 kg, dat later verlaagd werd naar 295 kg. Na een herzieningsbesluit werd het fosfaatrecht weer verhoogd naar 889 kg. Appellante verzocht om schadevergoeding omdat zij stelde dat zij door onrechtmatige besluitvorming schade had geleden, onder andere door het niet kunnen registreren van de overdracht van fosfaatrechten. Het College oordeelde dat het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat appellante niet had aangetoond dat zij daadwerkelijk schade had geleden. Wel werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat leidde tot een schadevergoeding van € 1.500,-, waarvan een deel aan appellante werd toegewezen. Het College verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het vervangingsbesluit ongegrond. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding voor het overige afgewezen.