In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 13 juli 2021, zaaknummer 20/93, staat de toepassing van de knelgevallenregeling in het kader van de Meststoffenwet (Msw) centraal. Appellant, een melkveehouder, had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van zijn fosfaatrecht door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Hij betoogde dat verweerder ten onrechte een alternatieve peildatum van 31 december 2014 had gekozen en dat zijn gezondheidsproblemen en de aanwezigheid van dierziekte op zijn bedrijf niet voldoende waren meegewogen. Het College oordeelde dat appellant niet had aangetoond dat de gezondheidsproblemen en de dierziekte een causaal verband hadden met de peildatum. De minister had de knelgevallenregeling correct toegepast door de alternatieve peildatum te hanteren. Het beroep van appellant werd ongegrond verklaard.
Daarnaast werd appellant schadevergoeding toegekend wegens de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Het College stelde vast dat de behandeling van het bezwaar en beroep meer dan de toegestane termijn had geduurd, wat resulteerde in een schadevergoeding van € 1.500,-. De schadevergoeding werd verdeeld tussen verweerder en de Staat, waarbij verweerder € 1.312,50 en de Staat € 187,50 aan appellant moest betalen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige toepassing van de knelgevallenregeling en de noodzaak om de redelijke termijn in bestuursprocedures te respecteren.