ECLI:NL:CBB:2020:132
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de knelgevallenregeling bij fosfaatrecht en peildata voor melkkoeien en jongvee
In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, staat de toepassing van de knelgevallenregeling in het kader van de Meststoffenwet (Msw) centraal. Appellant, een melkveehouder, heeft in geschil of het toegestaan is om voor het aantal melkkoeien een andere peildatum te hanteren dan voor het aantal stuks jongvee. Het College oordeelt dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. Het beroep van appellant wordt gegrond verklaard, en het College voorziet zelf in de zaak door het fosfaatrecht van appellant vast te stellen op 6.662 kg.
De zaak begint met een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarbij het fosfaatrecht van appellant op 6.202 kg wordt vastgesteld. Appellant verzoekt om verhoging van dit recht op basis van de knelgevallenregeling, maar dit verzoek wordt aanvankelijk afgewezen. Na een vervangingsbesluit, waarin het fosfaatrecht wordt herzien, blijft de vraag bestaan of de peildata voor melkkoeien en jongvee verschillend mogen zijn. Het College concludeert dat de uiergezondheidsproblemen van appellant enkel invloed hebben gehad op het aantal melkkoeien, en dat het redelijk is om voor deze categorie een alternatieve peildatum te hanteren.
Het College vernietigt de eerdere besluiten van de minister en stelt het fosfaatrecht vast op basis van de juiste peildata, waarbij het aantal melkkoeien op 9 januari 2014 en het aantal jongvee op 2 juli 2015 wordt gehanteerd. Tevens wordt de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige toepassing van de knelgevallenregeling en de noodzaak om rekening te houden met de specifieke omstandigheden van de betrokken veehouder.